Atletiek
De locatie:
Gemeentelijke atletiekpiste
Gouverneur Verwilghenlaan z/n, (Naast basisschool De Triangel) 3630 Maasmechelen
omloop van de piste: 210m
De doelgroep:
Het publiek waar we op richten zijn de jongens en meisjes van het 5de & 6de leerjaar. Binnen deze leerjaren is er een limiet van 120 deelnemers. Gedurende deze activiteit zal er geen competitie onder de scholen zijn, maar een initiatie in de atletiek, waarbij we trachten de kinderen te motiveren om te bewegen. Iedere deelnemer kan een interesse ontwikkelen naar werp-, spring- en of loopnummers. De doelgroep zijn dus niet de leerlingen die woensdagmiddag hun trainingen hebben, maar de leerlingen die nog geen sport hebben en op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging!
Het verloop van de dag:
De leerlingen die aankomen krijgen aan de poort een nummer genoteerd op hun hand. Om 13u30 is er een gezamenlijke opwarming met en stretching. Vervolgens worden de leerlingen naar het nummer wat op hun hand staat, om te starten met hun eerste activiteit. De eerste activiteit start rond 13u45. Elke proef duurt 12-15 minuten, en heeft 2 begeleiders. Op signaal stopt men meteen en brengt 1 begeleider de groep naar de volgende stand, terwijl de andere begeleider de nieuwe groep opwacht.
Deze dag draait niet om competitie, maar om het stimuleren tot bewegen. Daarom hoeven er dus geen tijden of afstanden opgemeten te worden.
De proeven:
1) Verspringen
2) Kogelstoten
3) 200m lopen
4) Hordelopen
5) 30m spurt
6) Hoogspringen
7) Speerwerpen
1) Verspringen (met behulp van een springbak)
Er wordt aangelopen vanuit 2 rijen. De begeleider geeft hun enkele tips om hun sprong beter te kunnen doen, met extra aandacht op het maken van een hoge voorwaartse sprong met een afstoot op 1 voet. Eenmaal dit goed gaat kan men de springbakken plaatsen vlak voor de zandbak. De leerlingen krijgen een stevigere afstoot en grotere zweeffase.
Oefeningen:
Staande vertesprong met de tenen voor de zandbak (2 voeten)
- Verspringen met een 3M aanloop en afstoot
- Verspringen met een 5M aanloop en afstoot voor de verspringbak
- Verspringen met een 5M aanloop en afstoot op de springbak
Doelstellingen:
- Kunnen uitvoeren van een correcte landingshouding
- Aanleren van de juiste afstoothouding
2) Kogelstoten
De leerlingen starten vanuit 7 rijen waarbij de leerlingen wachten achter de kegel en de werper aan het potje klaarstaat. De begeleider delen alle rijen in nummers 1 en 2. Op signaal 1 gooien alle nummers 1 en op signaal 2 gooien alle nummers 2. De personen die gestoten hebben sluiten achteraan in de rij, terwijl de volgende zijn bal haalt en klaar staat.
De worp wordt aangeleerd met volgende kenmerken voor een rechtshandige werper: lichte spreidstand waarbij het lichaamsgewicht zich boven het gebogen rechterbeen bevindt, het linkerbeen staat met de buitenkant vw gericht, de linkerarm gestrekt vw en de kogel in de nek. Door een draaibeweging met de linkerarm stoot de leerling vanuit deze houding de kogel weg.
Organisatie:
3) 200 M lopen
Aan het begin van deze proef gaan de leerlingen gezamenlijk 1 ronde lopen om te ervaren wat deze afstand is. Vervolgens kunnen in groepen van 6-10 leerlingen op eigen tempo gelopen worden. Leerlingen die willen rusten blijven op het grasveld bij hun stand. Veel leerlingen onderschatten de afstand en moeten hier getemperd worden. Start rustig, MAAR hou vol en ga niet wandelen.
Organisatie:
4) Horde(techniek)
-
Skipping over beugels voorwaarts
-
Skipping over beugels zijwaarts ( links en rechts)
-
Stappen over horden voorwaarts (zonder uitleg van de techniek)
-
Aanvalsbeen zijkant horden (links en rechts)
-
Bijtrek been langs de zijkant van de horden (Links en Rechts)
-
Over het midden van de horden gaan ( Aanvalsbeen en bijtrek been)
-
Stap 4-5-6 herhalen maar al joggend ipv stappen
Organisatie:
5) 30m Spurt (met startblokken)
De kinderen plaatsen zich in de startblok (voeten stevig tegen de blokken geduwd, handen evenwijdig en achter de startlijn, knie van het achterste been op de grond). Op het “klaar” signaal van de verantwoordelijke wordt het zitvlak geheven waardoor de voorste knie een hoek van 90° vormt en de voeten tegen de blokken duwen. Op het “start”- signaal vertrekken de leerlingen uit de startblok en plaatst als eerste contact de achterste voet voorbij de startlijn. Op voorhand worden 4 startblokken geplaatst met de linkervoet voor en 4 met de rechtervoet voor geplaatst. De leerlingen die achter aan schuiven, kunnen zelf kiezen in welke rij men wilt gaan staan om te proberen.
Organisatie:
6) Hoogspringen (met touw)
Een touw wordt gespannen met meerdere lapjes stof aan vastgebonden. Elke lap stof heeft een eigen kleur. De leerlingen vertrekken langs 1 zijde van het hek en sluiten aan de andere zijde aan. Men moet dus steeds in beweging blijven en niet blijven staan. Men loopt aan onder een hoek van 30°, stoten met één been af en voeren een stijlsprong uit, met halve draai (indien mogelijk) . Leerlingen onthouden zelf welke kleur ze hebben kunnen raken en welke niet, zodat bij hun volgende poging een herkansing kunnen doen.
Organisatie:
7) Speerwerpen (met kindersperen en NERF-racket)
Er zijn 2 kindersperen en 3 NERF-rackets beschikbaar vanuit de atletiekvereniging AVT Maasmechelen. De techniek bij beiden heeft een klein verschil, maar de essentie ligt bij het gooien in een boog. Dit is dan ook het punt waar de begeleider op moet letten. Kracht komt later, want in eerste instantie moet men recht kunnen gooien. De leerlingen starten vanuit 4-5 rijen waarbij de leerlingen wachten achter de kegel en de werper aan het potje klaarstaat. De leerlingen gaan klaarstaan in de werppositie en op signaal van de verantwoordelijke wordt er geworpen. De werpers sluiten achter in de rij aan en de volgende reeks haalt hun speer en gaat klaar staan.
De correcte standworp met de speer wordt aangeleerd met volgende kenmerken (voor een rechtshandige werper): de rug is mooi recht, het rechterbeen wordt gebogen en het lichaamsgewicht zit boven het rechterbeen, het bekken is evenwijdig met de werprichting, de werphand vertrekt op hoogte van de rechterschouder en zit zo ver mogelijk verwijderd van de schouder, de speerpunt zit naast het oog met het gezicht gericht naar de werprichting, de speer rust op de hand, de werparm is niet volledig gestrekt. Vanuit deze positie wordt de werparm naar voor geworpen en wordt de speer voor en boven het hoofd losgelaten.